Staat en inventaris van de boedels en goederen van Adriaan Soeters en zijne op den 25e jannuarij 1789 alhier binne Sprangh overleedene huijsvrouw Dirkje de Leeuw bij hun de Hollandse goederen in gemeenschap en de Meijerse goederen volgens rechten en costume daar die gelegen zijn, bezeeten zijnde, gedaan maaken op de blangelving? van voornoemde Adriaan Soeters ter requisitie en ten overstaan van heeren schout en scheepenen van Sprang en ten behoeve van Cornelis van der Schans, woonende te Weaspik, en Hendrik Adriaanse Oerlemans, woonende te Sprang, ??? in qualitait als door opgemelde heeren schout en scheepenen op den 11e april dezes jaars 1789 aangesteld zijnde tot deelvogden van het minderjaarig kind van voornoemde Adriaan Soeters in egte verwekt bij gemelde nu wijlen Dirkje de Leeuw, genaamd Lammert, alles blijkens en ingevolge authorisatie daar van zijnde waar toe ten dezen word gerefereert ten eijnde daar na de voorsz gemeenschappelijke Hollanse goederen te verdeelen of uijtkoop aan te gaan, zoo en in dier voegen als bevonden zal worden te behooren zijnde deze gesteld in guldens van twintig stuijvers het stuk, stuijvers en penningen na advenant.

11 folio’s met goederen etc.

Op heden den 21e april 1789 compareerde voor de ondergenoemde schout en scheepenen der heerlijkheid Sprang Adriaan Soeters weduwenaar van Dirkje de Leeuw de welke verklaarde dezen inventaris te hebben geformeert en zig in de op en aangeeving te goeder trouwe te hebben gedragen, inder zeijns weetensniets te hebben verzweegen of agter gehouden of ter kwadertrouw weerloos gemaakt etc.